De moeite waard: Justin Hulsey uit Denver kan namelijk mooie verhalen vertellen in zijn liedjes. Licht zijn ze niet, maar ja, wie heeft ook beloofd dat het leven leuk is....
De Muziekmannen maken dit weblog - sinds 2011 - vanuit hun gemeenschappelijke passie voor muziek. Voor de een is dat blues, voor een andere Muziekman soul of juist hardrock. Muziekmannen komen en gaan, maar de verscheidenheid aan geluiden op dit blog blijft groot. We maken het overigens voor ons eigen plezier; meningen en informatie zijn persoonlijk en dus gekleurd. Reageren? Graag!
maandag 21 april 2014
zaterdag 29 maart 2014
Recensie: Rauwe rand van André van den Boogaart
In een aantal persberichten lees ik dat Rauwe rand, het langverwachte vervolg op Met modder in mijn bloed door de Brabantse troubadour en bluesman André den Boogaart op 5 april in een middernachtconcert in Paradox in Tilburg wordt gepresenteerd. Langverwacht, vind ik nogal meevallen. Nagenoeg binnen een jaar een opvolger vind ik een aardige productiesnelheid, zeker in deze moeilijke tijden voor muziekmakers in den lande en ‘all over the world’.
Dit zegt natuurlijk genoeg over de verbetenheid, inspiratie en gretigheid van André Hij barst van het talent en als je goed naar zijn teksten luistert, hoor je dat deze Tilburger genoeg op zijn lever heeft wat hij uit wil schreeuwen en aan de man wil brengen. In de twaalf nieuwe nummers voel je zijn passie en gedrevenheid en zijn behoefte om zijn muziek en teksten uit te dragen. Dat zijn presentatie tijdens een nachtconcert wordt gedaan, is niet vreemd voor André Hij begint immers pas tot leven te komen wanneer de degelijke Tilburgse burger zijn of haar mandje op gaat zoeken voor de nachtrust.
André is behalve een nachtbraker en liefhebber van Belgische bieren ook een echte Brabantse familieman die dat in zijn nummers veelvuldig vermeld en met trots een aantal van zijn dierbare familieleden de revue laat passeren. ‘Onze Louis, onze pa en ons moeder’ hoor je vaak terug. Rauw, maar ook vaak gevoelig en soms sinister gebracht in een afwisselende melange van blues-rock, Tilburgse fado, country en ballades. In een aantal nummers wordt gezang met gesproken vertellende tekst afgewisseld. André windt er geen doekjes om en laat zijn hart spreken. Dat blijkt bijvoorbeeld in het nummer ‘De Kleine Zwarte Dood’:
Jouw hartentroef dat ben ik zelf en mijn geloof in jou
Je tweede optie is venijn in de vorm van de vrouw
Je had me bijna tuk stuk verdriet, jij lamme tak
Jij smerig laf stuk vreten zelfvoldane kamelenzak
De messen en de dolken van mijn vrienden trek ik waardig uit mijn rug
Mijn bloed vloeit in de modder geel en zwart van de pus
Aan de andere kant soft en melodramatisch in ‘Schone schijn’;
Ik zie ons nog lopen door die paden
We kusten elkaar onder die oude eik
Met schaamte blusten we ons vurige lijven
De juiste plek, de verkeerde tijd
Nostalgische gevoelens en belevenissen haalt André op in ‘Brief aan mijn Broer’ in een gypsy-sfeertje, met contrabas en viool. Dit roept heimwee op naar het leven in de oude Brabantse volksbuurtjes.
Stompin' blues horen we in ‘Mooie dag’, het lijkt wel of je in Louisiana bent, met een lekker Hammond B3-orgel en snerpende viool, maar zingen over ‘kalknagels’ en ‘kortjakje’ zet je met beide benen op de Nederlandstalige grond.
Is André de Brabantse Tom Waits?? Dat zou je haast zeggen als je luistert naar ‘Knarsend Grind’, het laatste nummer van het album..…zet de cd niet af want hier zit een addertje onder het gras; er komt nog een verborgen track na een paar minuten en na het openspringen van een fles bier stilte begint André als ware hij een Brabantse Tom Waits ‘De Kleine Zwarte Dood’ als een duivels gedicht voor te dragen over ‘elkaars minpunten leren kennen’, ‘oorsmeer’, ‘klonterige psoriasis onder haar oksels’ en duisterheid en proef je de sinistere sfeer zoals we dat ook kunnen zien op de posters en foto’s die deze cd vergezellen.
Het veelstijlige debuut ‘Met Modder in mijn Bloed’ vindt nu dus een vervolg in dit tweede album, dat muzikaal nog uitdagender de diepte en breedte opzoekt. Maar met stevige en rauwe klanken. Het gitaargeweld versterkt de eerlijke, pure teksten in ons eigen dialect. Tussen de stevige nummers glippen ook de nodige gevoeligere klanken, wat een emotioneel rijk album oplevert. Even zo makkelijk springt ergens rapper Tilberucht tevoorschijn, worden de toiletten en stamgasten van het bekende Tilburgse café Weemoed herkenbaar bezongen. Kortom, zoals André het zelf zingt: “Welkom in mijn hart.”
André geeft zich weer helemaal bloot in dit album, we horen hem in de kroeg zitten en voelen het verschil in zijn humeur. Dan triest, dan weer opgewekt, vrij en vrolijk, altijd op zoek naar het ware. Ook dit album is een emotionele zoektocht en een aanrader voor mensen die met zichzelf overhoop liggen en tegelijk een must voor de muziekliefhebbers die wensen te weten waar Van den Boogaart al de inspiratie voor zijn liedjes weet te halen. ‘Gooit ‘m er mar in!!’ zeggen we dan op zijn Brabants.
MM-John
maandag 24 maart 2014
Retro-soul: Ted Graham's Kings of Funk
Ouderwets of retro? Of is dat hetzelfde? Hoe dan ook: de band Ted Graham's Kings of Funk tapt op het album House Party (2013) uit een bekend vaatje: soul, funk en een beetje blues. Voor oude en nieuwe fans van het genre herken- en genietbaar. De vier leden van de in New Orleans gevormde groep zijn allen veertig tot vijftig jaar actief in de muziekwereld en dat is te horen aan het gemak waarmee ze de nummers vertolken.
Niet alleen het genre is vertrouwd, de nummers ook: 634-5789, Bring It On Home To Me, My Girl, Tell It Like It Is, Ain't Too Proud To Beg, Walking The Dog, Twisting The Night Away en Dock Of The Bay. Een mix van Stax- en Motown-klassiekers dus. Goed gezongen, goed gespeeld, maar nergens beter dan de originelen. Ook al is er niks vernieuwends aan, toch is het album zeer de moeite waard.
MM-Johan
Niet alleen het genre is vertrouwd, de nummers ook: 634-5789, Bring It On Home To Me, My Girl, Tell It Like It Is, Ain't Too Proud To Beg, Walking The Dog, Twisting The Night Away en Dock Of The Bay. Een mix van Stax- en Motown-klassiekers dus. Goed gezongen, goed gespeeld, maar nergens beter dan de originelen. Ook al is er niks vernieuwends aan, toch is het album zeer de moeite waard.
MM-Johan
zaterdag 22 maart 2014
Recensie: Vincent Bucher – Hometown
Vincent
Bucher, wie is dat ook al weer?
Waar heb ik die naam eerder gehoord? Dat waren mijn eerste reacties toen
ik over de nieuwe cd van deze mondharmonicaspeler hoorde. Verrek!! Ik veer helemaal op. Da’s die gast die zo karakteristiek mondharp speelt bij de
Heritage Blues Orchestra, in 2012 voor het eerst in Nederland op de planken op
het North Sea Jazz Festival en in 2013 genomineerd voor een Grammy. Hij heeft
nu een soloproductie onder de naam ‘Hometown’ als debuutalbum uitgebracht via
het Nederlandse Continental Records. En wat voor een!! Wat een verademing! Een
soort combinatie tussen Tab Benoit, vanwege de koele en sfeervolle zang, Tony
Joe White, vanwege het gladde karakteristieke mondharmonicageluid, Jean Toots
Thielemans, vanwege het timbre en vakmanschap en Charlie Musselwhite, vanwege
de bluestouch die we in zijn songs terug horen.
Vincent is
in 1962 geboren in Parijs, maar raakte op zijn 17e al sterk
geïnspireerd door de blues en speelde in zijn tienerjaren in de Parijse straten
en metrostations. De grote ‘Sugar Blue’ ontdekte zijn talenten en nam hem onder
zijn hoede en zorgde ervoor dat Vincent zijn eerste live-ervaringen
opdeed. Zo kwam hij terecht in de clubs en concertzalen en sloot
zich aan bij diverse lokale bands, maar speelde ook met blueslegendes zoals
Louisiana Red, Eddie C. Campbell en Sonny Rhodes. Deze grootheden namen hem ook
mee op toernee door de States, voor het grootste gedeelte in het circuit van
Chicago. En waar kun je beter vertoeven om de blues te gaan voelen en beleven?
Hij was daar de veelgevraagde harpist bij niemand minder dan Carlos Johnson,
Little Smokey Smothers en speelde mee op het album van Lurrie Bell ‘Let’s talk
about Love’.
Ondertussen zocht Vincent ook de roots van de blues op en raakte
geïnteresseerd in Afrikaanse muziek. Hij ging ook daar het avontuur op zoeken
en speelde met de Malinese legende Boubacar Traore, Donny Elwood uit Kameroen
en zelfs met Tao Ravao op Madagaskar. En nu is hij de laatste drie jaar dus in
contact gekomen met Junior Mack, Bill & Chaney Sims van de steeds
populairder wordende Heritage Blues Orchestra waarvan in juni een tweede album verschijnt.
Op dit
album Hometown komen we diverse genres tegen in een grote variëteit aan
stijlen. Cajun, blues, jazz en folk. Je kunt er lekker bij wegdromen, maar je
wordt ook weer goed wakker geschud door de onverwachte, stevige uithalen met de
mondharmonica. Af en toe roept deze muziek de sfeer op van oude Tom Sawyer en
Huckleberry Finn-films. Je waant je in Tennessee, Mississippi en Louisiana en
dat is heel knap van een Fransman.
Vincent bespeelt vele soorten mondharmonica met het
grootste gemak. Hij kan scheuren op de bluesharp, maar ook softe
melodielijntjes uit je speakers doen vloeien, jiven en gevarieerde
jazzpatroontjes spelen. Gewoon een hele grote aanrader dit album!
Samen met
Heritage Blues Orchestra is Vincent in juli weer te bewonderen in Nederland
waar zij op het podium staan van Bospop op zaterdag 12 juni en in november
komen ze weer richting Europa waaronder waarschijnlijk ook naar mijn hometown Tilburg.
zondag 9 februari 2014
Recensie: Little Bob Blus Bastards – Break Down The Walls
De Franse blues-scene kennen we hier
nauwelijks. We hebben als ‘laaglanders’ amper in de gaten hoe de
Fransen de bluesmuziek adoreren. In Frankrijk worden jaarlijks talrijke grote
bluesfestivals georganiseerd die zeer wel varen onder de zomerse zwoele
omstandigheden her in der verspreid als een soort Blues-Tour de France. We
mogen ons ook niet vergissen in de kwaliteit van de Franse bluesartiest. Zo is
mij bekend dat grammy nominees als Heritage Blues Orchestra eigenlijk via een
Franse studio en manager hun oorsprong kennen. De gehele blazerselectie en
mondharpist van HBO hebben de Franse nationaliteit.
Zo ook Little Bob (spreek uit Lietel Bobb) en
de Blues Basterds; ze komen hoofdzakelijk uit Le Havre en vergis je niet: Kleine
Bobbie is dan wel wat ‘ronder’ en niet groter dan Edith Piaf, hij heeft al 11 cd’s uitgebracht. ‘Break down the Walls’ is de eerste die hij
uitbrengt onder de naam van zijn vaste
begeleidingsband Blues Bastards.
Little Bob is in 1976 begonnen met zijn
muziek op lp uit te brengen en blijkt erg geïnspireerd door Howlin Wolf, van wie hij op dit album ook een track (Who’s Been Talking) heeft staan
naast drie eigen composities, aangevuld met nummers van Willie Dixon, Don van
Vliet en Joe Tex.
Le Havre is de geboortestad van Little Bob en hij vergelijkt
deze kustplaats qua sfeer met Liverpool of New Jersey. Het is Bob ook gelukt om
het kanaal over te steken en daar maar liefst 300 gigs op een zeer succesvolle
manier af te werken. Van Ierse pubs tot Hells Angels-bars, overal wist hij het
publiek laaiend enthousiast te krijgen. Het zijn ook niet de minsten waar
Little Bob mee heeft gemusiceerd.
Steve Hunter (Lou Reed), Charlie Sexton, Kenny Margolis (Mink Deville) en
Dr Feelgood, om maar wat namen te noemen.
Het geluid van Little Bob houdt ergens
het midden tussen Howlin Wolf, Eric Burdon en Little Richard en ik kan je
zeggen ook op dit album weet hij er behoorlijk van los te gaan. Het album opent
met de swamp-stomper ‘Break down the Walls’, dat wordt gevolgd door een rijke
variatie van rhythm-blues, rock ’n roll tot en met soulvolle ballads. Deze
afwisseling in sfeertjes heeft er voor gezorgd dat ik mij met dit album kostelijk vermaakt heb.
Ik zou willen dat mijn kennis van de Franse
taal niet achtergebleven was bij de derde klas van de havo, dan had ik nog wat
meer achtergrondinformatie kunnen bieden over deze fanatieke Franse bluesman
van een meter vijftig.
Little Bob (Roberto Piazza): Lead
vocals
Gilles Mallet: Gitaar
Bertrand Couloume: Bas
Mickey Blow: Harp
& vocals
Jeremia Piazza: Drums
Nicolas Noel: Keyboards
woensdag 5 februari 2014
Recensie: Matt Schofield – Far As I Can See
Matt Schofield kennen we natuurlijk allemaal als bluesliefhebbers. Jaarlijks toert
Matt door Nederland, Engeland en in de States. Deze man draait al jaren mee en
is onlangs in de UK nog verkozen als één der beste Engelse gitaristen aller
tijden. Ook als songwriter scoort Matt Schofield erg hoog want bijna al zijn nummers zijn zelf geschreven, samen met zijn vrouw. Speciaal aan het Matt
Schofield Trio is dat het al jaren muziek maakt zonder basgitarist. Jonny
Henderson vangt die basgitaar perfect op met zijn hammondorgel B3 met bass
keys. Dat maakt ook dat Matt Schofield wel een speciale sound heeft die wel
redelijk uniek is. Dit trio is geen powertrio dat specifieke bluesrock speelt.
Eerder muziek die zich situeert tussen jazzy blues en bluesrock. Een
fantastische mix van moderne en klassieke blues met hier en daar wat funky
toetsen erbij.
‘Far
As I Can See’ is het vijfde album van Matt, maar voor het eerst uitgebracht via
Masco/ Provogue. Zijn gitaarspel is op dit album wederom fenomenaal en hier
laat hij weer zien met kop en schouders boven de middelmaat
uit te steken. Negen door Schofield geschreven tracks aangevuld met twee covers
complementeren het bijna 70 minuten durende album. Daar heb je dus even een
lekkere kluif aan. Knap slagwerk van Kevin Hayes, ex-drummer van Robert Cray en
van Jonny Henderson op de toetsen. Op geen enkel moment wordt de basgitaar hier
gemist en dat is alleen de verdienste van de grootmeester op de toetsen Jonny.
Al jaren vaste man in de band van Matt Schofield.
In de
trage nummers komt echt tot uiting wat een supergitarist Matt Schofield is. In zijn slowblues-ballad ‘The Day You Left’ kun je dit heel goed horen. Je
zou haast willen dat er nooit een einde kwam aan dit nummer. Wat Matt daar
allemaal uit zijn gitaar tovert, is weinigen gegeven. Ik denk dat enkel gasten
als Robben Ford, Jan Akkerman of Larry Carlton een poging kunnen wagen om dit
te evenaren. Schofield beschikt ook nog ‘ns over een zeer aangename warme
zangstem die zeer stabiel overkomt en erg krachtig is. Die stabiliteit zorgt er
ook voor dat er nergens een zwak moment op het album te ontdekken valt. Zo past
het instrumentale jazznummer ‘Oakfield Shuffle’ prima tussen de wat meer blues
georiënteerde nummers en is geen uitzondering in de complete beleving van het
album. In ‘Hindsight’ vult altsaxofonist James Morton het trio aan en golft
lekker soepel tussen de gitaarlijnen van Matt door. ‘Red Dragon’ is een op Jimi
Hendrix bluesspel gebaseerd nummer en is in een take live midden in de nacht
opgenomen.
Matt
Schofield is een groot liefhebber van het spel van Albert King en in het nummer
‘Breaking Up Somebody’s Home’ laat hij dat ook duidelijk blijken.
Een andere cover waar we ook optimaal van kunnen genieten is het bekende
Neville Brothers nummer ‘Yellow Moon’. Schofield kiest hier voor een meer jazzy
benadering, zijn zang sluit prima aan bij het gitaarspel en hij geeft er dan
ook een eigen tintje aan. Hier blijkt ook wer zijn aangename stemgeluid. Aaron
Neville missen we hier nauwelijks. Reeds een aantal jaren achter elkaar wordt
Matt bedolven onder de prijzen en awards en dat is meer dan terecht. Hij pas
met dit album in het toprijtje van Britse bluesgitaristenn als Clapton en
Green. Dat durf ik hier gerust te melden.
Matt
Schofield: Gitaar en zang
Jonny Henderson: Hammond B3
Kevin Hayes: Drums
Jonny Henderson: Hammond B3
Kevin Hayes: Drums
Recensie: Birds of Chicago – Live from Space
Birds of Chicago is een collectief gezelschap van maximaal zeven muzikanten. De kern bestaat uit het duo Allison Russell (van Po’Girl) en JT
Nero (van JT & The Clouds), zo nu en dan aangevuld met Christopher Merrill
op bas, Drew Lindsay op piano en accordion, Dan Abu-Absi op electrische gitaar
en mandolin, Chris Neal op orgel en Ncik Chambers op drums. Na hun debuutalbum, dat in oktober 2012
verscheen en waarvoor dit collectief mocht rekenen op veel lovende kritieken,
zijn ze constant gaan toeren en was er op 28 juni 2013 een stop in Space, een
uurtje met de metro vanuit het centrum van Chicago in de grote buitenwijk
Evanston, in feite hun huidige thuishaven, waar dit album live is opgenomen.
In deze kleine typische club, waar een intieme sfeer heerst en waar je aan
kleine tafeltjes met je neus tegen het podium aan zit, hebben ze dus in
voltallige bezetting deze live cd opgenomen
'JT is een meester in het schrijven van pakkende liedjes met
lekkere refreintjes, die je onherroepelijk laten meehupsen en -neuriën. Soms
hebben ze wat eigenaardige onderwerpen, want wie zingt er nu toch over
lintwormen en kanonskogels? Het kan allemaal in de wondere wereld van Jeremy
Lindsay zoals JT in werkelijkheid heet.' - Dit zijn de lovende woorden die
op het infoblad bij de nieuwe cd van de Birds Of Chicago staan, en ja hoor,
"Live From Space", hun nieuwste album, is gewoon een lekkere
liveplaat, die iedere draaibeurt tot een feestje maakt. Het is dus uitkijken
naar dit duo dat vanaf 31 januari tot 10 februari de Nederlandse podia zal aandoen.
Allison's stem pakt ons meteen al met de opener, een oude
Po’ Girl klassieker "Barley"; hoe krachtig ze deze a cappella brengt
is meteen grote klasse. En dat haar grote teen meer soul heeft dan menig r&b zangeresje in haar hele lijf blijkt dan ook als we de songs verder beluisteren, waarbij het duo in zijn achterliggende oeuvre is gaan
grasduinen, al treffen we onder de zeventien tracks ook nieuwe songs aan. De grote
kracht van de plaat schuilt in de eenvoud van de muziek van de band. Birds Of
Chicago maakt aanstekelijke rootsmuziek in een onweerstaanbare mix van folk,
soul, country, gospel, een vleugje rock 'n' roll en zelfs wat Caribische
klanken, waarin de goed uitgevoerde samenzang van dit duo steeds centraal
staat.
Vergeleken met hun studioplaat klinkt het allemaal net wat
rauwer en directer dan we van dit collectief gewend zijn, maar op hetzelfde
moment ook wat soberder. "Live From Space" laat goed horen waartoe
deze zevenkoppige band in staat is, maar laat ook horen hoe tijdloos de songs zijn. Ik ben normaal niet zo gek op liveplaten, maar "Live From
Space" maakt ruim een uur lang diepe indruk. De songs van het echtpaar JT Nero en Allison Russell klinken zoals gezegd nog wat rauwer en
doorleefder dan we van hun gewend zijn, maar weten je ook diep te raken.
Wat
dus zeker gebleven is, dat zijn die prachtige zangstemmen, die mede
verantwoordelijk zijn voor die soulvolle sound.
De muziek van de band verkent nog altijd alle uithoeken van de
Amerikaanse rootsmuziek en gaat net zo makkelijk aan de haal met invloeden uit
de ingetogen folk als uit de dampende soul, terwijl de Amerikaanse
landsgrenzen ook worden overschreden voor flirts met Caribische invloeden. Het
debuut van het tweetal imponeerde al in vocaal opzicht, maar op Live From Space
gaan alle vocale remmen los. Dat betekent dat er met heel veel power wordt
gezongen. De stemmen van Allison Russell en JT Nero zijn prachtig en weten
elkaar ook nog eens fraai te versterken. De bijzonder competent spelende band
doet de rest. Live From Space is uiteindelijk een plaat die de kracht van Birds
Of Chicago niet alleen bevestigt maar ook versterkt. Dat doet zeer uitzien naar
de volgende studioplaat van Allison Russell en JT Nero, maar die zal nog wel even op zich lagen wachten aangezien Allison in verwachting is. Als dat net zo’n
fraaie productie van dit duo wordt, zal dat een prachtige muzikale baby worden.
Klik hier voor een muziekclip
Klik hier voor een muziekclip
vrijdag 10 januari 2014
Recensie: Sharon Jones & The Dap Kings – Give the People What They Want
Begin seventies had je in Nederland duidelijk twee
muziekkampen ‘soul’ versus ‘blues’. Ik was een ‘spijkerbroekenjongen’ met
bijbehorend jasje en behoorde dus tot het blueskamp. Naïef en ongenuanceerd
bleef je vasthouden aan je stijl en van ‘die ander’ moest je niks hebben. Maar
als ik dan toch in de verleiding kwam om met een paar schoolvrienden naar
discotheek ‘De Meulen’ in Tilburg te gaan om daar de meisjes op te zoeken, kon ik mezelf
toch niet bedwingen om mee te wiegen op de klanken van James Brown en The Four
Tops.
Ik mocht natuurlijk niet toegeven dat soul en blues in elkaars verlengde
lagen. Het een komt uit Detroit en het ander uit Chicago, wist ik toen.
Gelukkig mag ik nu vrijelijk uitspreken dat beide muziekstromingen elkaar prima
verdragen. Charles Bradley en Sharon Jones zijn daar het grote voorbeeld van.
Ik mag nu dus ook heerlijk uit mijn dak gaan bij het beluisteren van het
nieuwste album van Sharon Jones & The Dap Kings – Give The People What They
Want. Dat had eigenlijk in de seventies ook de boodschap voor mij kunnen zijn.
Dit is alweer het vijfde
album van Sharon Jones. Dankzij haar late doorbraak op 53- jarige leeftijd heeft
Miss Jones de laatste jaren haar schade in kunnen halen en er dus behoorlijk op los geproduceerd, met daarnaast een druk tourprogramma. Dat is niet in de koude
kleren gaan zitten bij Sharon. Het
album zou eigenlijk al vele maanden eerder uit komen, maar er werd kanker
geconstateerd bij deze swingende senior. Hierdoor liep de release vertraging
op. Met een miraculeus snelle genezing is ze er nu wel klaar voor. En dat is te
horen!
Openingsnummer Retreat!, waarin ze het uitschreeuwt; ‘What a fool you
are to be taking me on!’. Dit nummer, net als het gehele album, geproduceerd
door Daptonebaas Gabe Roth heeft een zeer hoog Phil Spector-gehalte. Als ik
niet beter zou weten dat het nummer al klaar was voordat ze ziek verklaard was
dan zou ik zeker denken dat ze een dikke vinger opstak naar haar ziekte. Geheel
in de lijn van de vorige albums en weer een uitzonderlijk goede opname is de
vijfde een mijlpaal waard.
Otis Redding horen we
terug in het nummer ‘Now I See’. Miss Jones zingt hier als Shirley Bassey en
heeft geen enkele moeite om zich prominent te etaleren in alle nummers op het
album….wat een verademing!. Stevige funk, koortjes en behoorlijk wat echo d’r
in geknald. Maar het gaat net niet over de top. Het klinkt gewoon lekker en
warm.
Tussen al dat
Spector-achtige werk door vinden we ook de nodige afwisseling, waarin
Jones laat horen hoe groots ze is. Met lekkere midtempo funk weet ze een aantal
malen gas terug te nemen, zoals in de uitsmijter 'Slow Down Love', waarin
begeleidingsband The Dap-Kings heel soepel klinkt. ‘Give the People What They Want’ hakt er stevig in.
Nummer na
nummer levert dit album een ongebreidelde soul- en studiosound. De hele
Dapfamilie (inclusief Charles Bradley) is opgetogen over het herstel van Sharon
en vindt hiermee voldoende inspiratie voor nog vele te volgen mooie producties.
Bandleider Bosco Mann is er zeer opgetogen over; ‘Without a doubt, this album is the
greatest thing we’ve ever recorded and I’ve been anxious for the world to hear
it. Everything will culminate in February at the Beacon. That moment when
Sharon walks out to join us on stage again is going to be insane.
Sharon is inmiddels 57, heeft een kloteziekte overwonnen, ze mag het nu ook wat rustiger aan gaan doen zodat we
minnimaal tot aan haar 87e nog kunnen genieten van deze late bloeier.
Abonneren op:
Posts (Atom)